Als kind door een sfinx gebeten
Als kind door een sfinx gebeten.
Als man door de mangel gehaald.
Enigszins afzijdig van de rest
zich voelend op z'n best.
Wat te worden nooit geweten;
weifel en wankel als basis en bron.
Ik (is de worm in het wonder)
ben de dertiende uit het dozijn;
de vroeg al van mammon en pappot weggevluchte,
vele malen ten hele verdwaalde
Cino zonder luit, zonder duit,
Doderik van Duisterhuize,
wanderder van het oude lied,
kenner van kou, haker naar jou
hartenvrouw hartenvrouw.
Ik kom van het land toen het land er nog was.
Ik was van de dorpsgek de vriend,
de broeder ben ik van ieder die
door niemand nagewuifd van alles afscheid moet nemen.
----------------------------------
uit: 'De tafel van de wind', 2001.
Inzender: vdm, 25 augustus 2020
Geplaatst in de categorie: eenzaamheid