het gedicht
Toen ik, die avond in Santillana,
 liep met de donswoorden van een gedicht
 ging in een kamer een fata morgana
 een luchter aan als een boom van licht.
 
(Er was niets van de huizen buiten
 dan een donker gesloten verbond,
 mijn stappen vluchtten omhoog in de ruiten
 naar een raam toe dat openstond.)
 
Ik wist de woorden in mijn geheugen
 trage bewegers zijn naar elkaar
 een volzin vol in twee diepe teugen,
 een versregel inééns regelrecht klaar.
 
(De straat liep haastig wég van mijn voeten
 naar portalen vol oponthoud
 waar de echo mij kwam begroeten groeten
 met een hijgstem van holten en hout.)
 
Ik voelde de woorden mij omringen
 tot een waaiende groene haag
 en vanuit tastbare daagse dingen
 lagen beelden in hinderlaag.
 
(De nacht was begonnen te dalen
 uit een hemel vol zilveren gruis
 waar de sterren zich vurig herhalen
 in gestalten van driehoek en kruis.)
 
Toen zag ik de luchterboom vóór me doven
 een onbereikbaar gebleven geheim, -
 plotseling stonden mij zeven strofen
 in het fonkellicht van het rijm.
Inzender: adm, 20 januari 2015
Geplaatst in de categorie: literatuur

 Geef je reactie op deze inzending:
Geef je reactie op deze inzending: