inloggen

Gedichten

gedicht (nr. 3.216):

Manieren van Dobbelen

We zijn bij elkaar gedobbeld en zijn donkere handen
zijn mij onbekend, die kleine botjes als takjes
onderhuids ruiken naar tabak en dure poeder
hoeveel kinderen hoeveel vrouwen wonen er in die handpalm
ook je dood.
Zijn lange nagels, die jagen mij vrees aan voor straks
als we
maar eerst die hals uit, die nauwsluitende Sehnsucht.
Wat doen ogen als ze elkaar uitspelen?

Het is de dobbelsteen
die kraait sardonisch nog een keer nog een keer
tot ik mijn hals aandoe, om mijn ogen te vertrouwen.
De verdonkerde man knipt het pislicht aan en of ik garnalen lust.
Ik eet geen dieren die sprookjes spelen
zoals jij, zegt hij en zijn ogen knikkeren
zijn kassen over mij heen.

----------------------------------------
uit: 'Ik trek mijn species aan', 2014.

Schrijver: Sasja Janssen
Inzender: dr, 22 december 2016


Geplaatst in de categorie: individu

2.0 met 2 stemmen aantal keer bekeken 1.594

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)