Voor de sopraan
Een vrolijke familie de pioenen,
van de bollebozen die geen leed verkroppen,
volle harten en onnozel, gulzig in de lippen,
sierlijk in verliefd gespreide vingers,
doende doende in het rond te zoenen.
Zomer wordt het nooit zonder pioenen
te bezingen, jou, mij, jullie en ook u,
regen die ze schudt, ieder dol en dommer
van de lente, terwijl schoenen, paraplu
van die overoude droeve dingen bleven
uit die tijden, nu wij zomaar en hoognodig
mee met de pioenen moeten bloeien,
doof en blozend en terzijde.
... Late zomer, 1992 ...
Schrijver: Ed LeeflangInzender: V.K., 2 mei 2020
Geplaatst in de categorie: jaargetijden