De bult
Ik heb je uit de modder opgeraapt, als ’n klein
verloren diertje. Je was geschramd en geschaafd, je hoest
was onbedaarlijk, en ook je vleugeltjes waren verwoest:
waarlijk, ellendiger kon je ‘r niet aan toe zijn.
Ik heb toen, om je niet te verontrusten
twee van je soortgenootjes aangehouden, even git-
zwart en verward van haar als jij, en voorzien van bit,
leidsels en zeel, zo zijn we opgetrokken. Ik suste
je voortdurend, terwijl je in ’t karretje lag.
aan niets had ik schuld, want: niemand zag
die bult op de weg, hij lag volstrekt verhuld
in de schaduw en toch: je hebt me ontzettend gekuld:
als ’n bezetene kwam je uit je karretje gevlogen,
je hebt me geranseld, bespuugd, bespogen!
-----------------------------------------------------------------
uit: ‘Liederen van weemoed, wanhoop en waanzin’, 1974.
Inzender: Ch. d. G., 19 februari 2019
Geplaatst in de categorie: pesten