Cyclus: Vallen en Blijven ( het slot )
Deel 3: Tussen de brokstukken
Er waren dagen dat ik alleen maar lag.
Niet sliep. Niet echt wakker was.
Ik keek naar het plafond en luisterde naar de stilte in mezelf —
die geen rust gaf, maar leegte.
Ze vroegen soms hoe het ging.
Ik zei niets. Of iets als: gaat wel,
omdat dat makkelijker was dan zeggen: ik weet het niet meer.
Ademen deed ik met tegenzin.
Alsof elke ademhaling bewees dat ik nog bestond —
en ik daar niets aan had.
Maar ergens in die stilstand begon iets te schuiven.
Geen inzicht. Geen wonder.
Gewoon het besef dat ik er nog was.
Dat mijn zoon er was.
En dat ik, hoe moe ook,
nog net genoeg voelde om hem vast te willen houden.
Niet voor altijd.
Niet groots.
Gewoon die dag.
Die ochtend.
Ik weet niet precies wanneer het gebeurde,
maar op een dag zette ik mijn voeten op de grond
zonder te haten dat ik wakker was.
Dat was alles.
Maar het was ook iets.
Misschien zelfs het begin van weer durven leven.
Niet voor de wereld.
Niet om iets te bewijzen.
Maar voor hem.
En misschien —
stilaan — ook voor mezelf.
Deel 4: Ik plant iets kleins
het is niet meer zoals toen
en dat is al veel
de dagen zijn nog steeds stil
maar niet leeg
soms
vang ik een glimp
van iets dat lijkt op vrede
een schaduw van rust
een adem die niet weegt
ik verwacht geen wonderen
geen verlossing uit de lucht
maar ik sta op
elke ochtend
voor hem
mijn zoon
zijn blik
zijn ongezegd vertrouwen
dat ik dit kan
dat ik genoeg ben
gewoon zo
ik zie hem groeien
en ergens
groei ik mee
geen grote stappen
maar wortels
traag en stil
we praten
we lachen soms weer
en hij weet —
meer dan ik denk —
wat ik draag
en wat ik heb gelegd
hij vraagt niet veel
alleen dat ik blijf
en dus blijf ik
en in mij
plant zich iets kleins
geen boom
geen vlag
maar misschien
een bloem
voor hem
en voor wie ik stilaan weer wordt
Geplaatst in de categorie: verdriet

Geef je reactie op deze inzending: