Nachtmerrie
Aan de rand van de nacht
bots ik tegen nooit sluitende ogen,
het schreien van een kind
maakt zich los uit mijn lijf.
In de diepste schemer liggen
kreten verborgen,
verdrukt door het zwijgen
van een grondloze tijd.
Scherp spuwt de wind
naar vreemde geuren,
ruw beukt de dood
rond een donkere zerk.
Stemmen klinken dof onder
dorre bladeren, vluchtende
voetjes ontwijken het
versteende gekerf.
Het kind zinkt krijsend
in mijn armen neer,
ik kijk naar haar ziel door
haar nooit sluitende ogen.
In de ochtendnevels zoen
ik haar schuldeloze mond,
roerloos komt ze weer
in mijn lichaam wonen.
Geplaatst in de categorie: verdriet