ontgoocheling.
Wij, die elkaar in dromen minden,
Buiten de dwang van ruimte en tijd,
hoe zullen wij bevreed'ging vinden
in dezë arme werklijkheid?
Uw hoofd, in mijne arm gedoken
lijkt als een vrucht zo broos en klein;
gij houdt uw ogen vroom geloken;
kan daar mijn héle wereld zijn?
Er ligt een troost van rustig weten
in uwer handen vaste druk.
Maanden van hunkring, fel verbeten,
heeft rustloos mij de drang bezeten
naar dit onmogelijk geluk.
Maar, bang en blij tot u gekomen
zoals een kind naar 't eerste feest,
lijkt liefde's liefste mij ontnomen:
Gij maakt een eind aan al mijn dromen...
ik ben nog nooit zó arm geweest.
Inzender: P.Roubos (H), 26 januari 2024
Geplaatst in de categorie: liefde