Zelfportret in vallend serviesgoed
Ze diept blank aardewerk op
Uit het teiltje. Zo is ze begaan
Met de voortgang van orde
En reikt me een schaal toe: dat liefde
Als de onze van eenvoud kon worden.
Dan in een glimp op het wentelen,
Het gezicht waaruit ik mij ontspin:
Een Romeinse neus en gifzwarte ogen.
Voorts het plafond, beneden in licht,
Waarop zich zwarte vliegen bewegen.
Wanneer ik, ten slotte, het water
Dat zingt op de rotsen gelijk,
Tegen de vloer aan diggelen val,
Mag ik wel ooit zijn voortgebracht,
De vloer vermaakt wat ze kan.
Het is ongedaan weer. Zo is het goed.
-----------------------------------------------
uit: 'Pornschlegel en andere gedichten', 1988.
Inzender: bf, 2 april 2009
Geplaatst in de categorie: huwelijk