Halverwege, de dood
Tot gisteren waren wij even oud, zij en ik.
Nu sta ik hier en ligt zij daar, koud, zij -
en ik bezweet van zomer, haast en gêne.
Zij lijkt een beetje op een zonnebloem:
gebruind gezicht, blonde haren,
nog lang niet uitgebloeid, toch geknakt.
Zij ligt voor schut; slaap noch diepe rust.
Niet stuk, niet beschadigd, niet ziek:
kan nog heel goed bloeien in een vaas.
Bij alle zinnen moet nu nagedacht, de tijd
verspringt een klinker. Ik ben al uren ouder.
------------------------------
uit: 'Nieuwe Gedichten', 2001.
Inzender: red, 29 juli 2009
Geplaatst in de categorie: tijd