inloggen

Gedichten

gedicht (nr. 3.772):

Adam en Eva

Een pasgewassen ochtend
hangt te drogen aan de hemel.
Mijn hand verkent je lichaam
als een slang.
Er is geen appel te bekennen,
geen vijgenblad ligt in de weg.

Maar bij elke aanraking
wijk je van me
vandaan, je bent
een lichaam van mist. Ik wil je
bevriezen maar

er is vannacht teveel zomer in mijn slaap

zodat je als regen op me neerklettert, geen
vijgenblad om onder te schuilen, geen
appel voor de dorst.
Alleen een slang

om dood te trappen.

Schrijver: Roel Weerheijm
Inzender: FFvK, 3 mei 2020


Geplaatst in de categorie: religie

3.9 met 12 stemmen aantal keer bekeken 7.708

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)