inloggen

Gedichten

gedicht (nr. 2.166):

Mijn vader

is eergisteren negentig geworden,
en nu ligt hij in bed.
Hij begint zo zijn eenennegentigste herfst.
De zon schijnt door het raam naar binnen
op het behang en op het borduurwerk
dat hij eens maakte:
een stilleven met blauwe pruimen en groene druiven
in kruissteek, gevat in een vergulde lijst.
De nachten, zegt hij,
de nachten zijn het ergste.
Hij hijgt. Hij is moe.
Hij zegt liever niks meer,
maar je vermoedt dat niet alles gezegd is.
Een bosje grijs haar
steekt haast aantrekkelijk boven de dekens uit.
Slaap maar, vader,
droom van iets moois,
het mooiste wat je ooit in je lange altijd te korte leven zag,
de frambozenlimonaderoze avondzon boven de zee
bij Vlissingen, het weerlichten in de nacht
boven de zee bij het vissen, de maan
die als een zilveren vis uit de hemel kwam springen,
het ogenblik dat je beet had
en iets ongeduldigs aan je vislijn snokte,
alsof het zeggen wilde:
Hallo, Hofman,
ben je daar nog?

-----------------------------------------
uit: 'Wat we hadden en wat niet', 2003.

Schrijver: Wim Hofman
Inzender: rl, 31 oktober 2012


Geplaatst in de categorie: liefde

3.0 met 3 stemmen aantal keer bekeken 20.967

Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Kees Borgdorff
Datum:
9 februari 2013
Als dit voor een gedicht moet doorgaan,
dan zijn haast alle verhalen poëzie.
Het is juist de kunst om onderscheid te maken!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)