inloggen

Gedichten

gedicht (nr. 3.645):

Het meisje uit den vreemde

Bij arme herders uit valleien,
Elk kiemend jaar opnieuw, verscheen
Met zoemen van de eerste bijen,
Een meisje, schoon en ongemeen.

Zij was niet in hun land geboren,
En geen die wist vanwaar zij kwam,
Gezwind ging toch haar spoor verloren,
Zodra het meisje afscheid nam.

Bezieling gaf zij alle leven,
Waarmee zij ieders hart verkreeg,
En toch zó waardig en verheven
Dat zij gemeenzaamheid ontsteeg.

Zij bracht bloemen mee en vruchten,
Gerijpt op andere grond zo puur,
Zo licht van andere zonnezuchten
In een gelukkiger natuur.

Reikte ieder wel een gave,
Hier vruchten, daar haar bloemen aan,
De jonge blaag, de oude brave,
Ze zijn vervuld naar huis gegaan.

Een ieder was haar even welkom,
Maar naderde een minnepaar,
Dan deelden zij haar liefste rijkdom,
De schoonste bloesem met elkaar.

Paul Jordaans (1963)

Grathem, 2018

------------------------------------
------------------------------------

Das Mädchen aus der Fremde

In einem Tal bei armen Hirten
Erschien mit jedem jungen Jahr,
Sobald die ersten Lerchen schwirrten,
Ein Mädchen, schön und wunderbar.

Sie war nicht in dem Tal geboren,
Man wußte nicht, woher sie kam,
Und schnell war ihre Spur verloren,
Sobald das Mädchen Abschied nahm.

Beseligend war ihre Nähe,
Und alle Herzen wurden weit,
Doch eine Würde, eine Höhe
Entfernte die Vertraulichkeit.

Sie brachte Blumen mit und Früchte,
Gereift auf einer andern Flur,
In einem andern Sonnenlichte,
In einer glücklichern Natur.

Und teilte jedem eine Gabe,
Dem Früchte, jenem Blumen aus,
Der Jüngling und der Greis am Stabe,
Ein jeder ging beschenkt nach Haus.

Willkommen waren alle Gäste,
Doch nahte sich ein liebend Paar,
Dem reichte sie der Gaben beste,
Der Blumen allerschönste dar.

Friedrich Schiller (1759-1805)

Jena, 1796


Zie ook: http://www.parkinsjordaans.nl

Schrijver: Paul Jordaans
Inzender: Redactie, 5 mei 2018


Geplaatst in de categorie: natuur

3.0 met 3 stemmen aantal keer bekeken 1.951

Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
demonk
Datum:
6 mei 2018
Vertopt in onze gewrochten,
de wil om te delen,
het gebrek te vinden
hoe

Als wij schrijven
en vinden
wat we willen zeggen

Is het oor er niet meer
om te horen

wij zeilen op de wind
van onze gedachten
verdwaalt in de zee
van wie wij zijn.

Waar is de hoop?
De zon die opkomt
in de lente
van mogelijkheden

In het geel
van warme gevoelens
en berusting
van wat is

Rijs ik hoog boven
de bergen
van mijn kunnen
slaap ik zacht
op vleugels van de tijd

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)