XXXIV
dit de landschappen verenigt in een wil: het mij wenken.
kende dan ik de myriaden ogen van hun gelatene?
op het bereik waarvan ik mij in verdichtsels hulde,
al voedsel verzamelend onder maar een voorwendsel:
weggaan, uit mijn as treden, uitruimen de urn.
of zo: vochten uit mijn slijm tredend, zwemen verspelend.
maar zo, dat dit mij lokte als een voeder of oxigenium.
zo ik naar willekeur van welluidendheid wisselde,
of wespen inademde maar bijen uitsprak
-----------------------------------------------
uit: 'Alle gedichten tot dusver', 2002.
---------------------------------------------------------
- myriade: tienduizendtal of ontelbare menigte
- oxygenium: zuurstof
Inzender: lr, 1 juli 2024
Geplaatst in de categorie: mystiek