inloggen

Gedichten

gedicht (nr. 3.248):

Merelloos

Achter de kastanje die krankzinnig is
geworden van de brullende merels, heel
mooi zoetgevooisd melodieus maar toch

als woedt er een uitslaande orgelbrand
in de kathedraal (komt allen nu samen
met blus dan wel spade, geen kelken Aärons

geen klokjesblommen! kwelen zij a capella)
- ten spoedigste, wat heet, ijlings wordt
onze stort van tranen ingewacht -; achter hem

die als een baltsende jezusboom van top tot
bijkans teen zijn mansdeelrijzige kaarsen
walmzoet en al lekkend heeft ontstoken,

staat goddank haveloos, volslagen kaal
het takkelijf van moeder esdoorn lief
te wenken: Kind, kop op! Al haast weer

winter! Schrale jij ontroost, mompel ik,
ontroostbaar nu eenmaal van heimwee
naar vroeger, toen voorjaar bestond

zonder mij. Maar van weeromstuit rollen
uit mijn knikkers weke parels en stralen
sterren in hun bloeddoorlopen breken.

Nabij, nabij o en voorgoed nabij o
koude klonterpap van modderdonker
merelloos het binnenste der aarde schoot.

--------------------------
uit: 'Verschiet', 2001.

Schrijver: Anneke Brassinga
Inzender: mp, 9 januari 2017


Geplaatst in de categorie: natuur

3.0 met 6 stemmen aantal keer bekeken 2.387

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)