Merelloos
Achter de kastanje die krankzinnig is
geworden van de brullende merels, heel
mooi zoetgevooisd melodieus maar toch
als woedt er een uitslaande orgelbrand
in de kathedraal (komt allen nu samen
met blus dan wel spade, geen kelken Aärons
geen klokjesblommen! kwelen zij a capella)
- ten spoedigste, wat heet, ijlings wordt
onze stort van tranen ingewacht -; achter hem
die als een baltsende jezusboom van top tot
bijkans teen zijn mansdeelrijzige kaarsen
walmzoet en al lekkend heeft ontstoken,
staat goddank haveloos, volslagen kaal
het takkelijf van moeder esdoorn lief
te wenken: Kind, kop op! Al haast weer
winter! Schrale jij ontroost, mompel ik,
ontroostbaar nu eenmaal van heimwee
naar vroeger, toen voorjaar bestond
zonder mij. Maar van weeromstuit rollen
uit mijn knikkers weke parels en stralen
sterren in hun bloeddoorlopen breken.
Nabij, nabij o en voorgoed nabij o
koude klonterpap van modderdonker
merelloos het binnenste der aarde schoot.
--------------------------
uit: 'Verschiet', 2001.
Inzender: mp, 9 januari 2017
Geplaatst in de categorie: natuur