inloggen

Gedichten

gedicht (nr. 3.105):

Geen gezicht 1953

Al bij de oogarts wou ik niet lezen:
de allergrootste E, ik zag ‘m niet staan.
Ik wou al vroeg Foster-kindje wezen.
‘Wat staat h i e r nou?!’, schreeuwde de arts ontdaan.

De tranen drupten in m’n jongensblousje.
‘k Had allebei m’n oogjes dichtgedaan.
O! ‘k voelde dat de man nu snel ging slaan:
‘Een h o n d j e…?’, piepte ik, ‘…òf een p o e s j e?’

De klap die kwam kan ik vandaag nòg horen:
schuimbekkend vloog de arts de kamer uit,
kwam terug en schoof een lasbril op m’n oren.
Maar ditmaal zag ik s t e r r e t j e s voor de ruit!

Doch déze observatie hield ik vóór me,
en prees het zicht. Kwam thuis op het geluid.

Schrijver: Levi Weemoedt
Inzender: Redactie, 28 mei 2017


Geplaatst in de categorie: lightverse

4.0 met 2269 stemmen aantal keer bekeken 8.449

Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Dianah
Datum:
29 mei 2017
Geweldige Dichter!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)