inloggen

Gedichten

gedicht (nr. 427):

De wandelaar

Mijn eenzaam leven wandelt in de straten,
Langs een landschap of tussen kamerwanden.
Er stroomt geen bloed meer door mijn dode handen,
Stil heeft mijn hart de daden sterven laten.

Kloosterling uit de tijd der Carolingen,
Zit ik met ernstig Vlaams gelaat voor 't raam;
Zie mensen op een zonnig grasveld gaan,
En hoor matrozen langs de kaden zingen.

Kunstenaar uit de tijd der Renaissance,
Teken ik 's nachts de glimlach van een vrouw,
Of buig me over een spiegel en beschouw
Van de eigen ogen het ontzaglijk glanzen.

Een dichter uit de tijd van Baudelaire,
- Daags tussen boeken, 's nachts in een café -
Vloek ik mijn liefde en dans als Salomé.
De wereld heeft haar weelde en haar misère.

Toeschouwer ben ik uit een hoge toren,
Een ruimte scheidt mij van de wereld af,
Die 'k kleiner zie en als van heel ver-af,
En die ik niet aanraken kan en horen.

Toen zich mijn handen tot geen daad meer hieven,
Zagen mijn ogen kalm de dingen aan:
Een stoet van beelden zag ik langs mij gaan,
Stil mozaïekspel zonder perspectieven.

--------------------------------------
uit de bundel: De wandelaar (1916)

Schrijver: Martinus Nijhoff
Inzender: NJT, 21 februari 2004


Geplaatst in de categorie: tijd

4.0 met 14 stemmen aantal keer bekeken 10.115

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)