30 maart 2044
Onder mijn voeten krimpen honderd jaar:
Niets dan een halte in een wandeling
Van pool naar pool, via de evenaar,
En weer terug, een eendere handeling.
Ik kijk opzij, ik zie mijn trouwe hond.
Er zit geen wollen vacht meer om zijn romp en
Een beslagen tong hangt uit zijn mond.
Zijn oog is dof. Maar hij is niet gekrompen.
Hij kan niet krimpen, want hij kent geen tijd.
Hij wil de tijd niet eens. Hij vreestde zweep.
Hij vreest de klok die tikkend spot en bijt,
Terwijl ik mij van noord- naar zuidpool sleep.
Hij is bereid om iedereen te likken.
Er is al honderd jaar geen vraag naar hem.
Wat zoek ik? Vaag -van voor het grote tikken-
Hoor ik nog zijn bedauwde godenstem.
------------------------------------------
uit: 'Wandeling met mijn hond', 1993.
Inzender: JB, 30 maart 2020
Geplaatst in de categorie: verjaardag