De pasgetrouwden
Gevuld met helder water staat er
op de tafel in de tuin een schaal.
Wie hem daar plaatste deze nacht,
geen flauw benul, en het is februari,
en het water wiegend zich bedaart.
Ster na ademloze ster begeeft zich
op het watervlak. Dit kan niet opgetild,
of heel het uitspansel gulpt plons
naar god, gebogen als hij raakte
over haar die tot de rand zich durven
vullen wou met ja. Toch moet het uit
de droom gered om te bestaan. Geen woord
komt van zo ver als van zijn lief dit ja,
er is voor hem geen raken aan, aan haar,
noch ook aan hem voor haar, oneindig ver
staat uit elkaar, jawel, een paar, gene zijden
zijn zij van dezelfde volgegoten schaal.
-----------------------------------------------
Uit: 'Op de hoge', 2003.
Inzender: JdB, 15 juli 2004
Geplaatst in de categorie: huwelijk