Vingers geplet
Eén ogenblik verstrooid en ik sloot
De vingers van mijn kind tussen de deur
En stijl, haar adem
Stokte, ze wrong haar hele wezen
Als een foetus tegen
Het brandend feit van haar pijn.
Ik wenste dat ik in duizend stukken
Openbarstte en verspreid werd
Tussen de dode, flikkerende sterren.
Haar schreeuw brak open,
Ze klemde zich aan mij vast
En het vreselijk besef drong in mij
Hoe wij lichtjaren verwijderd waren
Van wederzijdse hulp en troost. Voor haar
Schonk ik zaad in de schoot van haar moeder,
Cellen groeiden tot een wezen en niets
Brengt haar in mij terug, ook niet
In de moeder hoewel ze haar droeg,
Leven gaf en snikte bij de scheiding.
Niets kan ondanks al mijn afgunst
Ons ooit herenigen. Zij, ik, moeder, zuster
Wonen nu gespreid
Tussen dode, flikkerende sterren:
Daar zweven wij, in honderdduizend stukken.
[Naar David Holbrook]
---------------------------------------
uit: 'Ten westen van Eden', 2002.
Inzender: vm, 25 juni 2020
Geplaatst in de categorie: eenzaamheid