VOORBIJGANG
Ruiter en paard zijn voorbij.
De hoefslag dreunt in mijn oor.
De hoefslag herinnert mij
Aan al wat ik was en verloor.
Nu welhaast onhoorbaar vergaat
In de stervende dag het geluid.
Wat is van mijn vroegere staat
Mijn eigen, mij blijvende buit?
Bestaat er alleen voor de geest
Een samenhang? Of is dit schijn?
Is iemand wel één uur geweest
Wat hij altijd had willen zijn?
Lucht, die verduistert tot nacht,
Een tikkende klok op de schouw:
Het gebeurde, vergeefs overdacht,
Verbittert, wat komt, met berouw.
Een hoefslag, een ijdel gerucht,
Is voorbij. En voorbij is het lied.
Het wezen der dingen is vlucht.
Het wezen der ziel is verdriet.
----------------------------------------
uit: HART VAN BRABANT (1936)
Inzender: Redactie, 19 december 2022
Geplaatst in de categorie: psychologie