Neutrale zomer
Het zomert en wie wil er ook van wolken weten:
Katwijk of Griekenland, levenden en doden
op een vaas getekend of in licht geschreven
dat wij foto noemen, en overal altijd een rei
gevormd door jonge meisjes die verlegen
verlangen naar hun balspelende antipoden.
Mijn moeder ergens in het midden, een van hen.
En ik, een man die uit twee mensen moet bestaan,
heb het gevoel dat ik fataal aanwezig ben
in lendenen, een oogopslag, mijn achternaam
misschien. Denk ik daarom, decennia later,
dat het schip in de verte naar een ander
Amerika zou varen, verondersteld dat die stijve
platonische rook weer gewoon weg kon drijven
aan de einder van dit blinde, amoureuze continent?
Of dat er hoog boven het territoriale water
een donder rolt, die in de droge werkelijkheid
onweer aankondigt? Maar ik wil hier schrijven
over mijn moeder, die hoed op haar verstand
en haar Helleense huid, nog dunner dan
de rok van de gewapende neutraliteit -
er is een groot gebeuren dat de dag bederft
wanneer ze haar gezicht nu niet verbrandt.
'Over de zeventig heb je het altijd koud.'
Is er een werkwoord dat haar warmte vasthoudt?
Schijn, zon. Wees een genadig apollinisch licht
en maak mijn kleine moeder, melkwit tegen
de vliegtuigloze horizon, tot een mythisch wezen
op een mythische kust, onkwetsbaar voor regen
en de enorme details waarover de krant bericht:
Hitler staat voor Polen, Xerxes doet Thermopylae.
Ze lacht. Het is in heel Europa eind augustus
en de trein die ze vanavond in haar bed hoort
vervoert niets van betekenis. Maar geen woord
of mijn vader, al heeft hij haar nog nooit gekust,
is in het boze oosten, dat naast mijn moeder ligt.
Ik open haar ogen. Angst glipt door de zwarte poort
van de pupillen naar binnen, er smeulen resten
van een droom met overal vuur. As haar gezicht
als zij zich omdraait naar het wolkeloze westen.
-------------------------------
uit: 'Tijdgenoten', 1994.
Inzender: mja, 27 juni 2022
Geplaatst in de categorie: rampen