Winter 1.
Het bleke gezicht van deze maanden
waar vorst ooit heerser en blauw
van kilte het licht onderhuids deed stralen
Ach, hoe zeer hangt nu het natte grijs
over de dagen en hoe bitter smaken deze
uren in hun wetmatige grauwheid
Hoe somber spreekt de stem, geteisterd
door de maanden, neergeslagen als een
kettinghond richt hij zich niet op, blijft liggen
Men houdt hem voor:
Het snotterige schijnsel van kleuren
Het suiker van gewetenloze confectiemuziek
Maar niets raakt dit lijf. Het valt in stilte
uit elkaar: Voorwaar, voorwaar.
---------------------------------------------------------
uit: Van de aanvaller geen spoor (Gedichten 1973-1983)
Inzender: E.T.T., 26 november 2016
Geplaatst in de categorie: jaargetijden