1975
Rare jaren, deze jaren,
 niets komisch veel mislukt
 rollende stenen zonder mos.
 
Kreupel zoekt de poëzie het huis weer op
 de warme lamp
 het kleine leed van pappie-mammie roepen
 verdriet om de voorbije verjaardag
 wéér troost de natuur
 wéér komt op de proppen die ellendige God
 vermomd nu als VU-student
 of Nijmeegse nitwit.
 
Maar ook wij 
toen we een gooi naar het grootse deden
 hadden niemand iets te bieden
 dat een schuilplaats gaf
 voedsel in een maag
 een schaar om prikkeldraad door te knippen
 nauwelijks een doek voor het bloeden
 of schoonheid die een gedicht verbrandt.
 
Verwilderd in besneeuwde vlaktes
 woestijnen in muren gevangen 
 de kampen kelders en kooien
 waar de ene mens de andere onmens wordt.
 
Al die dromen al die jaren
 steeds weer dat kind op 't platgebrande station
 het hoge gillen in de kazerne
 waar je stem, die mooie vaas
 werd stukgetrapt.
 
En buiten de hekken
de koude cameraman
 altijd bezorgd om z'n materiaal.
 Schrijven, die lullige luxe
 waar ademen al een weelde is
 en eten, je bordje leeg.
 De beste talenten aan de drank
 aan de roem, aan de ijdelheid
 aan de spuit
 of in 't gesticht
 met een positie in een commissie
 of uit het raam gesprongen
 of geschrokken hokkend bij moeder de vrouw
 of zich verliezend in analyses:
 napalm van woorden
 over het vel van de taal.
 
Ach
 sla ons om de oren
 dat we wakker worden
 dat niet onze ontroering
 in klein geblaat verloren gaat
 dat we weer ons bed opnemen
 en zwerven met de bedeljongen
met de bedelmeid.
-----------------------
uit: de Revisor (1975)
Inzender: E.I., 31 december 2016
Geplaatst in de categorie: maatschappij

 Geef je reactie op deze inzending:
Geef je reactie op deze inzending: