Bij nacht zijn alle minnaars grauw
Ik lust ze rauw.
De slome parelduiker ruift als water,
proeft zo rins als gesponnen chagrijn.
De liefde kropt, zeg ik. En hij:
zing maar een toontje hoger, moeder,
als een bevangen Lorelei.
Wat bindt ons dan en komt ons nader
als we vervuurd en breekbaar zijn
en het verlangen naar de einder
een lichtgestalte verder weent?
Haar kleed wemelt van godsgedierte,
verdooft de kleuren van de maan.
Dan dragen weer de schemerdagen
sporen van sluiers, hagelwaan.
En als bezeten worden wij
grauw van begeerten, kwade trouw.
-------------------------------
uit: Chrysallis nr. 5, 1980.
Inzender: JB, 9 maart 2005
Geplaatst in de categorie: emoties