Zestig
Dagelijks liggen twee vijftigers jonger dan ik vandaag
In een rouwkapel gonzend van Nederduits en kerklatijn.
Dagelijks schrijf ik een kus op hun marmeren voorhoofd.
Dagelijks neem ik dat breekbare dubbelportret in mijn armen
En draag het omzichtig naar buiten, ik mag niet bezwijken
onder dat paar, ik mag met mijn paar niet verdwalen.
Hoe breng ik het veilig naar huis? Ik ben dat mijn vrijheid
Verschuldigd, mijn gouden erfdeel met stomheid geslagen.
Geen afkomst is gekist. Mijn naam ligt in de bloemen
Te verwelken op hun steen en hij verzwijgt mijn naam.
Dagelijks dertig jaar heb ik de plek niet meer bezocht
Waar ik ben blijven staan. Ik kan er niet vandaan.
--------------------------------
uit: 'Woestijnkunde', 2008.
Inzender: ivl, 19 december 2020
Geplaatst in de categorie: individu