De schietbeek
(XVII)
In 't brede lommer van de lage bomen
Glipt, glipt het beekje langs de holle boorden:
Het streelt de blonde bloemen aan zijn zomen,
En zingt een lied vol murmelende akkoorden.
Toen kost gij, lieve, uw lust niet meer betomen
Maar waadde door de golfjes, die bekoorden:
Zij wijken, nu zij bij uw voetjes komen,
En kussend fluisteren zij liefdewoorden.
Hoe fronsen zich die gladde rozenvoeten
In 't rimpelend kristal.... O, laat mij beiden,
Om met een voetkus mijn vorstin te groeten!...
En 'k liet het linnen van haar voeten drinken
Het water, wenend om het wreed verscheiden,
En zag haar oog van frisse blijheid blinken. -
Inzender: Redactie, 4 januari 2017
Geplaatst in de categorie: idool