Van de overkant
I. Morgen
Ik lag in ’t oeverriet aan de’ overkant
En tuurde naar haar raam in de buitenste paleismuur;
Ik kon niet zien dat zij verscheen,
Want de nevel dreef over de rivier.
Maar de hemel achter mij bloosde van kim tot kim,
Zodat ik wist dat zij naakt voor haar raam moest staan.
II. Avond
Het zwerk wordt wit en rood, het landschap groen en geel,
Onder een wolk aarzelt de morgenster,
Achter een raam waakt de ster van mijn nacht.
Over de stroom, die mijn boot voorbijsleurt,
Begroeten elkaar de beide sterren,
Over mij heen ziend.
-----------------------------------------
uit: Yoeng Poe Tsjoeng (1930)
Inzender: Redactie, 9 oktober 2025
Geplaatst in de categorie: emoties

Geef je reactie op deze inzending: