DE LINDEN DER ABDIJ VAN TONGERLO
Aan de Eerwaarde Heer kannunik Daems,
dichter van 'Luit en fluit'
Sieraad en glorie dezer vlakke, kalme streken,
steunvaste en eeuwenoude wachters der abdij,
staan pal de linden, die in vrede of stormgetij,
geen voet, geen vingerbreed van hun standplaats weken.
Wat hebben ze ál getrotst: - En toch de vogels kweken
er, zingend, 't vinnig jong, springlevend als de Mei,
dat dra de vleuglen rept en 't nest ontschiet, om vrij
in 't jubelende lied wijdschaterend los te breken.
Maar ziet gij daar niet plots hun brede kruinen nijgen
en breiden zij niet zacht hun takken zegenend uit,
waar heimlijk gefluister schijnt door heen te zijgen?
't Is dat daar zinnend treedt - wat of dat weer beduidt? -
hun oude en immer jonge zanger, die hun twijgen
gaat roeren door het zoet akkoord van luit en fluit.
-----------------------------------
uit: Verzen (1900)
Inzender: Redactie, 16 februari 2025
Geplaatst in de categorie: natuur