OP HET KERKHOF
Zij liggen rij aan rij de grijze zerken,
Omwonden met een band van dorrend lover;
Gevangen in des winters doffe tover
Slapen de wilgen en de bleke berken.
En op de koude wind is het als stoof er
Hij mij voorbij met zijn getakte vlerken,
En zoekend waart hij om die droeve merken,
Tellend hun tal, de strenge Levens-rover.
De dode blaren stuiven om de zoden,
Waar bloemen groeiden eens en donzen klaver,
Geboren op een graf en daar gestorven.-
Een spade dragend, het gelaat doorkorven
Van rimpels, stapt een stille dodengraver,
Teken van leven, door de hof der doden.
Inzender: Redactie, 3 maart 2025
Geplaatst in de categorie: overlijden