Van een jongetje
Hij sloeg zijne armen op en sloot
 Zijne ogen op het licht der dagen.
 Wie zal zijne arme moeder dragen
 De droeve mare van zijn dood?
 
Zijn moederken was oud en stram
En moe van arbeid en van jaren;
 Ze leerde 't leed: in pijn te baren
 Kroost dat de dood weer spade ontnam.
 
Dan zag ze 't hoofd van 't huisgezin
 Een morgen van de drempel dragen.
 Toen stapte een rei van donkre dagen,
 Vertwijfling, schaamte en armoede in.
 
Maar op een nacht raasde angstgeluid,
 En dwaas rumoer van volk dat rende;
 Toen trad, naar 't gruwbare onbekende,
 Haar jongste kind haar woning uit.
 
Veel zorg en ziekte en zwart verdriet
 Was al wat de oude geest nog heugde:
 Hij was de laatste schaamle vreugde
 Die 't leven in haar handen liet.
	
Eén hoop doorlichtte nog haar rouw;
 Nog sterkte één doel haar wankler schreden:
 De wil, na wat ze had doorleden,
 Dat ze eens haar jongen weerzien wou.
 
Ach, beter neeg ze 't hoofd en sloot
 Hare ogen op het licht der dagen;
 Want wie zal de arme moeder dragen
 De droeve mare van zijn dood.
----------------------------------------------
Liederen van droom en daad (1918)
Inzender: Redactie, 10 oktober 2023
Geplaatst in de categorie: overlijden

 Geef je reactie op deze inzending:
Geef je reactie op deze inzending: