Van Geluk
Hoger dan schijn
van 't mensen-zijn
in grijze guurheid
droef neergebogen,
- vèr bóven logen
van levensbanden,
wílde ik gebouwd een hemel voor mijn puurheid,
als prinsenkind van langverloren landen.
O ijsglanzige wijdte mijner landen,
ijslichtend licht doorschijnend als goudraggen bevend!
o recht, en bleek van kuisheid, herléven
kind! mijn kristallen ziel in mijn handen!
Over mijn stille handen
gevouwd in offerande
glijden lichtschaduwingen...
- verre herinneringen
suizelen rond mijn ogen
volzalig neergeloken...
De zilvrige misten
langs 't uitgewiste
hel verregezicht,
en 't water, en 't maagdenaakt morgenlicht
dat bloesemt in hemelse lelieperken,
het straalt al uit mij als innige bede,
't weerkaatst mijn ziel van zondagsvrede,
- stil opengeruist, als engelenvlerken...
Stoeten blankvoetige dromen, zingend,
gaan voorbij naar omhoog, met lange gewiegel...
Zij schouwt, mijn Ziel, in de ziel aller dingen,
lachend en kalm, als in wondre Spiegels.
Inzender: Redactie, 7 oktober 2021
Geplaatst in de categorie: individu