Een oudt liedeken
Naar Jean Richepin
Tsagh eens een cnape stervensgeern
een valsche, vreede, boose deern.
Sei totten cnape: 'hael mi terstont
din moeders herte voor minen hont.'
Hi ging en sloech sin moeder doot
en vluchtte mettet herte root.
Mer twyl hi loopt, stuict oppen steen
en valt, - dat erme hert meteen.
Al botsen op de harde baen,
vingh plots dat hert te spreken aen;
Al weenen vinghet te spreken aen:
'Och, jonghe, hebs di seer gedaen.'
Inzender: adm, 26 mei 2007
Geplaatst in de categorie: ouders
Er is een dichter gestorven; hij had een goeden naam!
Nu komen de and're poëten luid jammerend te zaam;
Zij strooien asch op hun hoofden en zijn in rouw gehuld,
hun oog is met zilte tranen, met weemoed hun hart gevuld.
De doode heette een stumperd en macht'loos nog vóór een uur,
Nu wordt hij opeens bevorderd tot stralend dichterfiguur;
Nu wordt hij aanbeên, bewierookt in lijkkrans en sonnet,
en nooit genoeg verheven op 't hoogste voetstuk gezet.
Het is een roerende wedstrijd, wie 't hoogst hem roemen zal,
Van alle harpen gutst er een klagende sylbenval.
Wie ook ondankbaar wezen, geen dichteren gewis;
Zij zijn den doode zoo dankbaar, dat hij gestorven is.
Het gedicht is op muziek gezet door Kees Andriessen - mij evenmin bekend - in een stijl die aan Schumann doet denken.