In de haven.
Een scheepje in de haven landt
Gevuld met specerijen;
En menig flinke, jonge kwant
Met buidels, vol tot aan de rand,
En harten, vol verblijên.
Wel geurig kruid, wel blanke munt,
Wat zult ge nu gaan dwalen;
't Is, of ge nimmer einden kunt,
Zo komt, van ieder hoek en punt,
Een ieder van u halen.
Maar... als dan 't schip is leeggehaald,
Vindt Koopman en vindt Reder
Zijn specerij met goud betaald:
Doch - als uw zilver is verdwaald
Matroos!... waar vindt ge 't weder?
Een béétje pret, ná leed en last,
Wie zou het u misgunnen?
Maar - niet de zeilen vòlgebrast...
Toe! leg een reefje, waar het past:
Het zou eens s t o r m e n kunnen!
Al de volksdichten, deel 1 (1865)
Schrijver: J.P. HeijeInzender: Redactie, 21 december 2017
Geplaatst in de categorie: werk