inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1869 - 1945

poëzie (nr. 3.498):

De hoge hoed

Er was een lelijke meneer,
Waar niemand graag naar keek,
Omdat ie met z'n scheef gezicht,
'n Slechte kerel leek
Maar, toen ie op een goeie dag
Ook graag een meisje kreeg,
Toen maakte ie, om mooi te zijn,
Z'n hele spaarpot leeg
Voor een hoge hoed, voor een hoge hoed.

Hij liep een kleine winkel in
En kocht een hoge dop;
Toen even nog naar z’n barbier,
Die knapte 'm wat op.
Door steegjes snapte ie naar huis,
Z'n hoed bracht 'm van streek;
Het was of iedereen 'm zag
En spottend naar 'm keek
Om z'n hoge hoed, om z'n hoge hoed.

Eerst ging die naar z'n moeder toe
En vroeg hoe of ze ’t vond;
Die zei, omdat ze van 'm hield,
Dat hém zoiets wel stond.
Maar toen ze 'm zo opgeruimd
Er mee op straat zag gaan,
Toen keek ze 'm verlegen na
En ging voor 't raam vandaan:
Om z'n hoge hoed, om z'n hoge hoed.

Toen vroeg ie an z'n beste vrind,
Hoe die er over dacht.
Die zei: "Jij wordt nog met dat ding
naar 't gekkenhuis gebracht:
Jouw kop is voor zoiets te lomp,
Te pokkig en te boers".
Toen dacht die lelijke meneer:
M'n vriend wordt al jaloers:
Op m'n hoge hoed, op m'n hoge hoed.

Maar hij ging naar 't meisje toe
Waarmee die trouwen wou;
Hij dacht dat zij hem nou misschien
Niet lelijk vinden zou.
Eerst liep-ie nog een straatje rond,
Bleef hier en daar wat staan;
Toen sloop-ie 't stoepje schuchter op
En belde zachtjes aan:
Met z'n hoge hoed, met z'n hoge hoed.

Z'n meisje keek door 't raampje heen
En lachte in de gang.
Maar niemand kwam 'm open doen,
Toen werd ie rood en bang.
Hij zag haar gillend van de lach
Weer in de kamer gaan.
Ze liet die lelijke meneer
Toen op 't stoepje staan:
Met z'n hoge hoed, met z'n hoge hoed.

Schrijver: Koos Speenhoff
Inzender: Redactie, 16 januari 2019


Geplaatst in de categorie: lichaam

3.0 met 12 stemmen aantal keer bekeken 2.571

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)