inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1787 - 1849

poëzie (nr. 2.830):

De vroege graven.

(Naar Klopstock's rijmlooze Ode, die frühen Gräber.)

Peinslust-kweekster! schone en kalme speelnoot van de stille Nacht!
Zilvren Maan, mijn welkomstgroete zij u hartlijk toegebracht!
Hoe, ge ontvliedt mij? O,vertoef toch! Blijf een poosje nog bij mij!-
Zie, ze blijft! Een donker wolkje gleed maar aan haar rand voorbij.

Ach, de zomernacht, van 't maanlicht mat doorschemerd, is zo schoon!
's Mei's ontwaken spreidt alleen nog meer bekoorlijkheên ten toon,
Wen de dauw, als licht zo helder, uit zijn blonde lokken vloeit,
En hij, zacht en jeugdig blozend, naar de top des heuvels spoeit.

O gij Ed'len, om wier sterven nog mijn oog zo dikwerf weent,
Ernstig mosdekt reeds de rustplaats van uw sluimerend gebeent'!
O hoe zalig was ik, Dierbren! toen 'k met u, met u de Dag
Blozend komen, en van maanlicht nog de Nacht doorschemerd zag!

Schrijver: Barthold Hendrik Lulofs
Inzender: Redactie, 14 februari 2016


Geplaatst in de categorie: natuur

4.0 met 1 stemmen aantal keer bekeken 519

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)