De verwachting
Zo ver van mijn alles,
Gans teder verlangen
Naar woorden der liefde,
Verheugt mij dit uur.
Ik zit aan mijn venster,
En tuur op de landweg,
Mijn ogen zo moede
Dat alles mij schemert.
Nu zie ik een briefpost
In ieder verschijnsel;
Mijn hart klopt reeds sneller,
Het ijlt hem al tegen,
En - ach het is mis.
Ik tel de minuten:
Wat slepen zij langzaam,
En kwijnend daar henen!
Seconden zijn dagen,
Voor 't smachtend verlangen
Der hopende liefde; -
De tijd is toch wreed!
Mijn vrolijke dagen
Die 'k wenste tot jaren,
Ontneemt hij meedoogloos,
Zo snel als een arend,
Aan 't hart dat geniet;
En dan, als zijn wieken
Mij vreugd konden brengen,
Dan kruipt hij zo langzaam,
Zo log als een slak.
Ik dwaze! wat klaag ik?
De tijd is onschuldig,
Altoos zich gelijkend,
Vervliegt hij ook nu;
't Bedwelmend verlangen
Der liefde, maakt uren
Tot kwijnende dagen -
De liefde is dus wreed.
Gezangen der liefde (1794)
Schrijver: Elisabeth Maria PostInzender: Redactie, 6 februari 2020
Geplaatst in de categorie: tijd