Wat rest van 't brede haar en bittere gouden ogen
Wat rest van 't brede haar en bittere gouden ogen,
En van de woorden en van de gebaren
En van de droevigheden en van al het staren
Om dit dat alles was en is vervlogen.
Wat meer dan rozen in de storm gebogen
En bladerloos geschud boven de eigen blaren,
En oude tederheden, die geteisterd waren
Met droefenis en die geen troost vermogen.
En soms, in 't bleke bliksemen na de vlagen:
De kering van het licht, de eb en vloed
Van oeverloze wateren en een dagen,
Een kim. een eiland door één ster behoed:
Stilte, en als de ziel haar verre tocht mag wagen
Bleef daar al wat verdween en eeuwig leven moet.
Inzender: Redactie, 14 augustus 2022
Geplaatst in de categorie: tijd