Een ster
Een ster: een klompke ijs tussen mijn hete tanden...
Terwijl ge onzichtbaar zijt, o zee, die nauwelijks hijgt;
terwijl mijn hart gelijk een oude zuster zwijgt,
komt deze stipte oneindlijkheid mijn lippen branden.
– Mijn nachten waren ene mand vol droom aan droom;
mijn dagen, ’t vast getal der appelen die zwellen
in elke boom-gaard en aan elke zware boom.
Ik had geen vingren om mijn weelden aan te tellen.
Thans: ijlt’. De tijd is guur en onberoerd. De tijd
is als de kille en dorre zee, die zwoegt noch krijt.
Ik ben alleen; ik pers mijn strakke lippen samen
op eenzaam deze grote sterre, die ze bijt.
“Verzen aan zee en in een tuin” in Het zatte hart (1926)
Schrijver: Karel van de WoestijneInzender: Redactie, 31 mei 2011
Geplaatst in de categorie: spijt