inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1811 - 1879

poëzie (nr. 1.231):

Verboden vrucht

Ik was onlangs bij Evert-oom
En klom er in de kersenboom;
Het was wel tegen ooms verbod;
Maar 'k was op kersen zo verzot,
Dat ik mijn vrees voor straf verwon
En plukte wat ik plukken kon.
Juist kwam de tuinman in de tuin,
Ik klom wat hoger naar de kruin,
En wist van angst niet wat te doen,
'k Verschool mij onder 't dichte groen;
't Was schemeravond; bovendien
Kan de oude Jan niet ver meer zien.
Ik vreesde - had hij mij bespeurd -
Hij had mij naar mijn oom gesleurd,
En 'k weet, waar deze wat verbiedt,
Daar is oom gans zo maklijk niet.
Wis zou de tuin naar alle schijn
Voor lang voor mij gesloten zijn;
En de ergste straf nog zou daarna
Mij zeker wachten bij Papa.
Ik gluurde Jan na waar hij liep,
Tot eindlijk oom, o vreugd! hem riep.
'k Was van mijn stuk af door de schrik,
'k Zakte af, maar op dat ogenblik
Brak juist een tak, 'k viel naar beneên
En och, ik brak mijn linkerbeen.

Vier weken lig ik thans te bed,
Mijn broeders hebben dolveel pret.
Wat ik hun vreugde soms benijd!
Wee mij, 't is juist vakantietijd;
Dat zetten, foei, het deed zo zeer!
Daar lig ik nu in spalken neer!
En eer ik van mijn peluw kom,
Is heel de lieve zomer om.
Ik heb nu tijd om na te gaan
Hoe duur die grap mij kwam te staan,
En 'k denk met menig diepe zucht:
Wat gaf mij die verboden vrucht?
Ach, was het proeven suikerzoet,
De nasmaak is als gal en roet.

Schrijver: W.J. van Zeggelen
Inzender: Redactie, 7 oktober 2008


Geplaatst in de categorie: moraal

3.0 met 21 stemmen aantal keer bekeken 3.154

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)