Dagen van onmacht V
Als een zang die langzaam en machtig wiegt,
 Uit de verte aansuist en dan weer vervliegt,
 En op nieuwe wind
 Me nauwer omwindt,
 Hoor 'k steeds het geruis van de zee.
  
 Waar ik ben.... ik wandel langs zonnestranden,
 Alleen met het ruisen der baren die branden,
 Zachte branding die schuimt
 Naar de guurklare ruimt',
 Witte ontrolling van lucht en zee.
  
 En de golven stijgen in zingende reien
 Naar de grote lichtdag waar spelemeien
 De duizend gezwinde en
 Witvleuglige winden
 Langs gouden wegen over de zee.
  
 Ik ga door de dagen, maar overal
 Is haar ruimte en vreemd ruisende golvenval,
 Zij roept me als gebod
 Van mijn eigen lot
 Uit de stemmen der liefde, de zee.
 Zij wenkt me uit de blikken die liefde ontsloot,
 De blikken van vreugde en lachende dood...
 Een doodzang zoo fris
 Als een kinderstem is
 Zingt de bron van al leven, de zee.
  
 Haar aanwezigheid houdt mijn ziele omvangen,
 Mijn ziele zo ziek van ruimte en verlangen
 Naar de onoverwinbare,
 De onbezinbare,
 De nooit-verandrende zee.
  
 Wieglied, doodlied, machtig en stil,
 Wieg mijne ziel die vertrouwen wil,
 En vol duizeligheên
 Nu staat zo alleen
 Voor u die van allen zijt, zee.
Inzender: Redactie, 24 augustus 2021
Geplaatst in de categorie: natuur

 Geef je reactie op deze inzending:
Geef je reactie op deze inzending: