MEI
En door de lichtbegraasde wei,
in ’t vonklend kleed van d’ uchtenddauw,
komt flink en fris de fiere Mei
en blaast de luchten lind* en lauw.
Langs bossen, heuvlen, vlakte en dal
zwaait hij zijn groene loverhoed
en luidend’ hymnen van kristal
weerkaatsen wijd zijn morgengroet.
Met goud van vlammen, nooit geblust,
doortintelt hij de Lentedag.
Hij lacht: ’t is louter levenslust
en bloemelach en zonnelach.
En de aarde deint in weelde en kracht
en breidt heur golvend groene sprei
voor d’edele Minnaar, trouw verwacht,
de blonde Mei, de fiere Mei.
Plechtstatig stijgt een breed geruis
als traag aanzwellende orgelklank,
vol bladgefluister, beekgebruis
en licht en geur en vogelzang.
Geen harte zwijgt, hoe mat en koud,
en schel, uit alle borsten, schiet
het steedsgezongen, ’t eeuwenoud
en eeuwigjonge liefdelied.
---------------------------------
lind: zacht
Inzender: adm, 3 mei 2006
Geplaatst in de categorie: jaargetijden
Zo kwam het op mij over.
Een prachtige verbeelding vind ik regel twee.
Ik zie de ochtenddauw op het gras flonkeren,
ja schitterend!