Ouderwets
Bij een schilderij van Watteau
Ik mag die parken wel met gladgeschoren heggen,
Zoals men thans, helaas, nog slechts in plaat aanschouwt
Met rechte en stijve paân, met trappen, groots gebouwd,
Waar hoofs geklede lui met elkaar beleefdheên zeggen.
Ginds komt van 't hoog bordes een heertje aangetreden
En lispelt zoete taal in 't oor der markiezin,
Die onder 't wandlen zich van de echtheid van zijn min
En andre dingen meer dolgraag laat overreden.
Ofwel is het een troep verliefde jonge paren,
Ravottend door het groen of stil in 't gras gevlijd,
Die daar met kout en zang de vluchtige uren slijt
En volop 't zoet geniet van 's levens lentejaren.
Bekoorlijk tafereel! - Wat zijn ze te benijden,
Die mensen van Watteau, zo dartel, jolig, blij! -
't Zijn andre dagen thans, bij 't rondzien speuren wij
Slechts kromme slingerpaân en, ach, wat nood, wat lijden!-------
Jean-Antoine Watteau (1684-1721) - Frans schilder
Schrijver: J.J.A. GoeverneurInzender: Redactie, 20 november 2021
Geplaatst in de categorie: kunst