Oosters
7.
'In blozend schoon ligt mijn gelaat gespreid;
waarom door reukwerpers mij smart bereid?'
fluistert de roos, de nachtegaal geeft antwoord:
'een dag gelachen en een jaar geschreid'.
10.
Hoe lang nog zal ik om mijn toekomst beven?
Hoe lang om mijn geluk in zorgen zweven?
schenk in, ik weet niet eenmaal of ik thans
de ingehaalde lucht weer uit zal geven.
14.
Waarover klaagt de vroege kakelhaan?
dat in de morgenspiegel hij zag staan,
hoe andermaal van uw gemeten leven
een nacht gevoelloos is te niet gegaan.
19.
Van nacht zal ik bij fakkels en flambouwen
de wijnkaraf tot op de grond beschouwen,
van rede en religie ga ik scheiden
en met de dochter van de wingerd trouwen.
23.
Ik sloeg de beker stuk de dag voor deze,
als van mijn roes ik nauwlijks was genezen;
de scherven spraken met een lispelstem:
'ik was als gij, gij zult als ik ben wezen.'
Omar Khayyam
Inzender: Redactie, 20 mei 2020
Geplaatst in de categorie: woede
van deze grote Poëet,
vooral ook de slotregel
van 't laatste kwatrijn...