HERDENKING
De westenwind blies zacht; de zwoele zomer bukte
Met zijn gebloosd gelaat de blijde wereld toe;
Het woud was lang verlost van 's grijze winters roe;
Toen ik met Rozemond de tere kruidjes drukte:
Niet met de voet alleen, aan wie dit slechts gelukte,
't Gebloemt spreidde ons een bed. Och, mijn gedachten, hoe!
Och, hoe was in die nacht mijn brandig hart te moe!
Dat sprong van blijdschap op terwijl zij nederhukte.
Wij kenden haat noch nijd noch spijt noch wrevelheid:
't Scheen in Saturnus' eeuw; doch met dit onderscheid:
Dat in de gulden tijd de Min geen minnaars plaagde
Met toorts en boog en schicht: en dat, naar mijn onthoud,
D' oranje Auroor in 't oost voor ons veel vroeger daagde
Dan ze oudtijds was gewend in d' eeuw van klinkklaar goud.
---------------------------------
uit: Gedichten (1722)
kruidjes - (kruiden)plantjes
brandig - warm, hartstochtelijk
Auroor - (godin van de) dageraad
Inzender: Redactie, 25 april 2024
Geplaatst in de categorie: liefde