Het dodeneiland
Geen ankerplaats, geen monding van een beek.
De sloep bleef steken in een modderkreek.
De bossen dorren, leven op vergane
Uit eigen vroeger loof gevallen blaren.
Hun takken storten afgestorven bomen
In beddingen van uitgedroogde stromen,
Waar de oevers uit gebleekte beendren steken,
Die bij een windvlaag (of bij 't langsgaan) breken.
Wind gaat lijkkleurig van het zerkenstof,
Kan niet van 't eiland af, een dodenhof,
Dat diep de bodem van de zee doortrekt
En deze ver-om aandoet met bederf.
Aasvogels blijven mijlen uit de kust;
Alleen de albatros, die enkel rust
Op raas van schepen, varend naar hun schipbreuk,
Strijkt neer en krijst, zijn doodsroep maakt geen inbreuk.
Archipel
Schrijver: Jan Jacob SlauerhoffInzender: Redactie, 4 maart 2019
Geplaatst in de categorie: eenzaamheid