V U I S T R E C H T
Ellendig al me' leven,
zonder oost
of troost:
van iedereen verlaten
en verraân,
voortaan,
waar wil ik me gaan lopen,
om de liên
te ontvliên,
die, zegezingend, zoeken
mij die hals
onvals
te kerven, die de leugen
hun, te leed,
verweet?
Ik vare en heb noch vreze
voor de dood,
hoe snood;
maar ‘k vreze, zonder moed en
zonder hert,
de smert
te vluchten, en te vallen,
daar de waan
blijft staan;
te vallen en te sterven,
daar hij, loos
en boos,
zal roepen: 'Dat de vuist kan,
en ‘t gevecht,
is recht!'
De waarheid zal bedijgen:
zij is, als
gevals,
de 'waarheid', schoon al ‘t beste
dat er leeft
begeeft:
viel alles om haar henen,
hof en huis
in gruis,
nog staande zou ze blijven;
en, blijft een
alleen,
haar houw en trouw zijn, ik zal,
God, en gij
met mij!
Rijmsnoer I (1887)
Schrijver: Guido GezelleInzender: Redactie, 28 mei 2016
Geplaatst in de categorie: individu