Lente
Laat het strooien hoedje zwieren
Op ’t kastanjebruin!
Pluk een knopje in uw tuin:
Dierbre, wij gaan lente vieren
Op ’t hoge duin.
Wij gaan juichen, wij gaan danken
Onze rijke God,
Die uit bloemen weeft ons lot,
Die ons harte vult met klanken
Van het blijdst genot;
Die zijn bloemen in uw gaarde,
In uw ziele strooit,
Hart en hemelen ontplooit;
Die zijn schone, bloeiende aarde,
En uw voorhoofd tooit!
Die de leliën en rozen
Kleedt met majesteit,
Zonneglans en heerlijkheid;
Die ons, kindren, zorgelozen,
Onze wens bereidt.
Boven eike– en lindekruinen
Aêmt de borst zo vrij,
Laat ons danken vroom en blij;
Op de hoge, blonde duinen,
Eenzaam knielen wij!
Lachen wij de hemel tegen,
Die ons tegenlacht
Met zijn vrede, met zijn pracht,
Met nog ruimer, rijker zegen
Dan ons hart zich dacht!
Ja! Ik wil mijn vrolijke ogen
Naar mijn Schepper slaan!
’k Weet, Hij, die zo menig traan
In zijn goedheid af wou drogen,
Zal mijn lach verstaan!
Op, ter hoge tempelzalen!
Door geen mens bespied,
Wil ik juichen: ik geniet!
En aan Hem de dank betalen,
Die mijn hart doorziet!
Laat het strooien hoedje zwieren
Op ’t kastanjebruin!
Pluk een knopje in uw tuin:
Lieve, wij gaan lente vieren
Op het hoge duin!
----------------------------------------------
uit: Eerste Gedichten (1846 - 1851)
Inzender: Redactie, 3 juni 2024
Geplaatst in de categorie: jaargetijden