Psalm 61
Wil mij, Heer, gehoor verlenen,
In mijn wenen,
Merk op mijn gebed met vlijt:
Want ik na Dij in mijn smerten,
Bang van herten,
Van des eerdrijks einde krijt.
Wil mij op een rotse leiden,
Daar 't arbeiden
Mijner kracht niet toe en baat.
Want Du bist mijn hulp verkoren,
Ende toren,
Hoog en sterk, voor die mij haat.
Heer, ik zal in rust en vrede,
Mijn woonstede,
Houden in Dijn hut altoos.
Ende mijne toevlucht nemen
Tot der schermen
Dijner vleugels, schadeloos.
Want Du hebst toch mijne reden
En gebeden,
O God, gunstig aangehoord,
En dergenen erf gegeven,
Die daar leven,
In Dijn vreze, naar Dijn woord.
Dijnen koning zalstu sparen
Jaar op jaren,
En verlengen breed en wijd
Van geslachten tot geslachten,
- Mits Dijn krachten -
Ja, ook eeuw'glijk, zijne tijd.
Hij zal in zijn rijk beklijven,
En vast blijven
Voor den Here, menig jaar;
Heer, bereid trouw en genade
Die van schade
En van ong'luk hem bewaar.
Ik zal met gezang bekwamen
Dijne name
Zeggen lof en eeuw'ge dank,
Ende dagelijks zonder dralen
Dij betalen
Mijn geloften, vrij en frank.
Inzender: D.H., 27 mei 2004
Geplaatst in de categorie: religie
Het is gedeeltelijk meer voelen en lezen tegelijk.
In mijn binnenste rijpt de weemoed bij het lezen van dit gedicht. Met de schrijver wil en zal ik zoeken naar Hem, Jezus Christus, die is het eeuwig licht.
alleen er staan veel oude woorden in.