inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1859 - 1941

poëzie (nr. 4.485):

Liefde

En langs een wand van rotsen, rug aan rug,
Volgde ik een pad verlicht door maan noch zon.
Toen stond ik vóór een afgrond en ik kon
Geen handbreed verder en geen stap terug.
En de angst des doods kwam over me, ik begon
Te beven en ik riep: - ‘Wie bouwt me een brug?’
En 't ver gebergte gaf mij, honend-stug,
Mijn woorden weer, tot wanhoop mij verwon.
Toen zag ik naast me een marmerbleek gelaat,
Met donkere ogen, vonklende in de nacht,
En 'k hoorde een stem, gebiedend, schoon zeer zacht:
Zo ge om mijn hals vertrouwend de armen slaat,
Draag ík u over de afgrond!’ - Ik dan, als
Een kind, sloeg de armen, zwijgend, om zijn hals.


Ik hoorde 't ruisen van zijn vleugelslag
En anders niet. Toen vroeg ik: - ‘Wie zijt gij?
'k Voel me aan uw borst zó veilig en zó blij,
Als had ik niet geleefd vóór deze dag.’
Maar zwijgend vloog hij voort naar de andre zij
Van de afgrond, en ik weende om wat ik zag:
De weemoedswel, die in zijn ogen lag,
Vloeide over. - ‘Engel, is die traan voor mij?’
En na een wijl sprak hij: - ‘Ja, ik ween
Om wat ge in MIJN naam lijden moest weleer,
En wéér moet lijden. Zie, hier blijft ge alleen.’
En in een woud liet hij met mij zich neer,
Sloot met een kus mijn ogen en… vloog heen.
En 'k zeeg ter aarde en hoorde en zag niet meer.

Fresco's (1887)

Schrijver: Helene Swarth
Inzender: Redactie, 29 december 2021


Geplaatst in de categorie: verdriet

2.0 met 23 stemmen aantal keer bekeken 4.452

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)